Draai de contactsleutel in stand I om het stuurslot te deactiveren.

Ontkoppel de minkabel van de accu.

Maak de hendel los en trek de stuurwielconsole naar achteren.

Wrik de rubberen afdichting in de stuurwielkap rondom voorzichtig los.

Trek het paneel met de rubberen afdichting voorzichtig los en verwijder dit.

Wrik de bovenste kap aan de achterkant voorzichtig los van de onderste kap. Verwijder de kap. Deze zit aan de zijkanten met clips vast.

Draai het stuurwiel zo, dat u bij de achterkant ervan kunt.

Gebruik een schroevendraaier van 7 mm breed en 225 mm lang.

Steek een schroevendraaier in het grote gat aan de achterkant van het achterste vlak van het stuurwiel.

Steek de punt van de schroevendraaier onder de borgveer.

Draai de schroevendraaier zo, dat het uiteinde de borgveer omhoog drukt totdat deze langs de borghaak komt.

Trek de ene kant van de stuurwieleenheid voorzichtig los. Deze zit stevig vast.

Draai het stuurwiel 180°.

Herhaal dit voor de borgveer aan de andere kant.

Draai het stuurwiel naar de neutrale stand.

Klap de stuurwieleenheid voorzichtig achterover, zodat de connectoren aan de bovenkant bereikbaar worden.

Druk de pallen op de connectoren (kleine afbeelding) in en maak deze los.

Verwijder de stuurmodule en plaats deze met de voorkant omhoog op een geschikte plaats.

Pak het paneel in de hoek linksboven vast en trek dit voorzichtig los totdat de tap loslaat. Gebruik twee handen.

Herhaal de handeling aan de andere zijde.

Pak een vouwbeen en draai en trek het paneel onderaan aan beide kanten voorzichtig los.

Maak de kabel naar het toetsenblok los uit de groef.

Verwijder het rechter toetsenblok/neptoetsenblok door het voorzichtig met een vouwbeen los te wrikken.

Draai het vouwbeen om het toetsenblok eruit te drukken. Dit zit met drie tappen stevig in het stuurwiel vast, dus er is kracht voor nodig om ze te verwijderen.

Maak de kabel en de connector los.

Plaats de kabel in de groef.

Plaats het paneel terug.

Controleer of de drie verende houders vastzitten. Als een houder in de bodem van het stuurwiel vastzit, moet deze worden verwijderd en op de stuurwieleenheid worden gemonteerd.

Sluit de twee connectoren op de stuurwieleenheid aan.

Plaats de stuurwieleenheid in het midden van het stuurwiel en druk deze in de bodem van het stuurwiel vast.

Controleer of deze vastzit en rondom kan worden ingedrukt.

Plaats de losgemaakte onderdelen in omgekeerde volgorde terug.

Zet de contactsleutel in stand 0.

Sluit de minkabel van de accu opnieuw aan.

Zet de contactsleutel in stand II.

Download de software (applicatie) voor de werking van het accessoire volgens de service-informatie in VIDA. Zie VIDA of de accessoirescatalogus voor het artikelnummer van de software.